12 januari Werk op het water
Aanvang: 19.30 uur
Plaats: Zaal Enzo. Kalverdijkje 77c te Leeuwarden
Spreker: mevr. Els van Eijck van Heslinga
Over de uitwisseling van zeemanschap, taal, cultuur en maritieme techniek tussen Scandinavië en de Republiek in de 17de en 18de eeuw.
In de loop van de 17de eeuw groeide de werkgelegenheid op Nederlands schepen snel. Niet alleen in aantal nam de koopvaardijvloot toe, maar ook in tonnage. Al in 1636 schatte men dat er meer dan 1000 schepen onder de vlag van de Republiek door de Sont voeren. Ongeveer hetzelfde aantal zeilde van haven naar haven langs de Zuid-Europese kusten en verder in de Middellandse zee. Tel daarbij nog op de grotere overzeese koopvaardijschepen, de walvisschepen en de haringbuizen. In de periode van 1665 tot 1735 arriveerden er gemiddeld jaarlijks 2700 schepen in de haven van Amsterdam, het maritieme centrum van de Republiek, en feitelijk ook van het Europese achterland. Amsterdam kreeg al snel een enorme aantrekkingskracht als arbeidsmarkt voor mannen op zoek naar werk in de scheepvaart. Die kwamen niet alleen uit de binnenlandse gewesten van de Republiek, maar ook uit de Duitse landen, en de Oostzeestaten. Zo ontstond er een gestage stroom van arbeidsmigranten uit Scandinavië naar de Republiek, en vooral naar Amsterdam. Daar vonden zij vaak groepsgewijs onderdak bij vaste ‘slaapbazen’, die ook voor hun gasten wel werk konden vinden door vaste contacten met reders. Door het onderzoek van Asger Norlund Christensen (Maritime Connections across the North Sea, 2021) weten we over welke aantallen het gaat, en op welke vaarten de Scandinaviërs
Maar er was ook een beweging van mensen uit de Republiek naar het noorden. Die kwam voort uit de behoefte van Denemarken, Noorwegen en Zweden aan het binnenhalen van technische kennis en vaardigheden die met scheepvaart verband hielden. Dit verhaal gaat over al deze relaties, die over en weer zorgden voor een constante uitwisseling van zeemanschap, taal en cultuur.

<< terug
|